A method of treating wood chips allows chemical pulp (e. g. kraft pulp) to
be produced having enhanced fiber strength properties. In a first zone or
stage the chips are cool impregnated (e. g. a temperature of about
60-120.degree. C.) with a first alkali-containing liquid (25-35 g/l
expressed as NaOH). In the top of a continuous digester in a second zone
or stage the chips are then treated with a second alkali-containing liquid
having an alkali concentration at least 5 g/l less than the first liquid
(e. g. 10-20 g/l) and a temperature of between about 120-160.degree. C.
(e. g. 130-150.degree. C.). An extraction typically takes place to effect
the change in treatment zones. After the second zone the chips are cooked
at about 140-180.degree. C. (e. g. 150-170.degree. C.), and higher than in
the second zone.
Een methode om houten spaanders te behandelen laat chemische pulp (b.v. kraftpapier pulp) toe om worden geproduceerd hebben verbeterdd de eigenschappen van de vezelsterkte. In een eerste streek of voer de spaanders op zijn doordrongen koel (b.v. een temperatuur van ongeveer 60-120.degree. C.) met een eerste alkali-bevat vloeistof (25-35 g/l die als NaOH wordt uitgedrukt). In de bovenkant van een ononderbroken autoclaaf in een tweede streek of voer de spaanders op dan worden behandeld met een tweede alkali-bevat vloeistof die een alkaliconcentratie heeft minstens 5 g/l dan minder de eerste vloeistof (b.v. 10-20 g/l) en een temperatuur van tussen ongeveer 120-160.degree. C. (b.v. 130-150.degree. C.). Een extractie vindt typisch plaats om de verandering in behandelingsstreken uit te voeren. Na de tweede streek zijn de spaanders ongeveer gekookt bij 140-180.degree. C. (b.v. 150-170.degree. C.), en hoger dan in de tweede streek.