A system assists the driver of a motor vehicle to travel within a
designated driving lane defined by one or more lane boundaries. The lane
boundary is sensed as the vehicle moves within the lane while monitoring
the position of the vehicle relative to the lane boundary. The operation
of the vehicle is then adjusted as a function of the proximity of the
vehicle to the lane boundary. In one embodiment, the operation of the
vehicle is affected by adjusting the functioning of the steering wheel,
preferably by providing tactile feedback which causes the driver to
experience a virtual change in lane elevation as the vehicle approaches
the lane boundary. In the preferred embodiment, the tactile feedback
causes the vehicle operator to experience the lane as having a depression
with sloping sidewalls. Where the lane boundaries are defined by visual
lane markers, the lane-boundary sensor preferably takes the form of a
video camera to image the lane markers.
Een systeem staat de bestuurder van een motorvoertuig bij om binnen een aangewezen drijfsteeg te reizen die door één of meerdere steeggrenzen wordt bepaald. De steeggrens wordt ontdekt als voertuigbewegingen binnen de steeg terwijl het controle van de positie van het voertuig met betrekking tot de steeggrens. De verrichting van het voertuig wordt dan aangepast als functie van de nabijheid van het voertuig aan de steeggrens. In één belichaming, wordt de verrichting van het voertuig beïnvloed door het functioneren van het leidingswiel, aan te passen bij voorkeur door tastbare terugkoppeling te geven die de bestuurder ertoe beweegt om een virtuele verandering in steegverhoging te ervaren aangezien het voertuig de steeggrens nadert. In de aangewezen belichaming, beweegt de tastbare terugkoppeling de voertuigexploitant ertoe om de steeg te ervaren zoals hebbend een depressie met hellende zijwanden. Waar de steeggrenzen door visuele steegtellers worden bepaald, neemt de steeg-grens sensor bij voorkeur de vorm van een videocamera aan beeld aan de steegtellers.