A method, apparatus, article of manufacture for determining the attitude of
a spacecraft having at least one star sensor. The method comprises the
steps of preparing, for each star sensor, an associated star catalog
having an entry describing star parameters for each star potentially
observable by the star sensor. The determination of which stars are
potentially observable by the star sensor is performed using an estimate
of the satellite attitude. A correlation is then determined between the
stars observed by each star sensor with the associated star catalog
entries. A reference star sensor is selected as the star sensor tracking a
primary star having the highest correlation between the stars observed by
the star sensor and the entries in the star catalog associated with the
star sensor. The spacecraft attitude is determined from the primary star
and remaining star observations by the reference star sensor. Attitude
estimates from the non-reference trackers are used to determine star
sensor alignment. If sun sensor data is available, sun sensor alignment
may be determined through an analogous method.
Een methode, apparaten, artikel van vervaardiging voor het bepalen van de houding van een ruimtevaartuig dat minstens één stersensor heeft. De methode bestaat uit de stappen van het voorbereiden van, op elke stersensor, een bijbehorende stercatalogus die een ingang heeft beschrijvend sterparameters voor elke ster potentieel waarneembaar door de stersensor. De bepaling waarvan de sterren door de stersensor potentieel waarneembaar zijn wordt uitgevoerd gebruikend een raming van de satelliethouding. Een correlatie wordt dan tussen de sterren bepaald die door elke stersensor worden waargenomen met de bijbehorende stercatalogusartikelen. Een sensor van de verwijzingsster wordt als stersensor geselecteerd die een primaire ster volgt die de hoogste correlatie tussen de sterren heeft die door de stersensor worden waargenomen en de ingangen in de ster catalogiseren geassocieerd met de stersensor. De ruimtevaartuighouding wordt bepaald van de primaire ster en het blijven sterobservaties door de sensor van de verwijzingsster. De ramingen van de houding van de niet-verwijzingsdrijvers worden gebruikt om de groepering van de stersensor te bepalen. Als de gegevens van de zonsensor beschikbaar zijn, kan de groepering van de zonsensor door een analoge methode worden bepaald.