A flasher designed for use with a trolling assembly. The flasher is
fashioned from a triangular blank having a base slightly longer than the
two equal legs. The leg portions are bent to form wings, one upward and
the other downward along non-parallel fold lines defining a central
portion and running from a point on each leg near the apex of the triangle
to points on the base. The fold lines form equal acute angles with a line
between the points on each leg. The angles of the fold lines determine the
speed of rotation of the flasher about its central axis. The upper and
lower surfaces of the two wings and central portion provide six surfaces
to which are affixed reflective tape panels. The flasher is connected to
the fishing line through a swivel attached at an opening at the apex. One,
two or three leaders can be attached at openings at the ends and center
along the base. A hook with appropriate lure or bait is at the end of each
leader. One leader attached at an end opening will produce a barrel roll
motion as the flasher is moved through the water. Two leaders in the end
openings, one in the center opening, or three leaders in all three
openings produce a steady rotation about the central axis as the flasher
moves through the water. The number and positioning of the leaders is
determined by the variety of fish sought. The flasher produces a full
360.degree. of flash as it moves.
Een flitser die voor gebruik met een het met een sleeplijn vissen assemblage wordt ontworpen. De flitser wordt van een driehoekige spatie gevormd die een basis lichtjes langer heeft dan de twee gelijke benen. De beengedeelten worden gebogen aan stijgende vormvleugels, één en andere benedenwaarts volgens niet-parallelle vouwenlijnen die een centraal gedeelte bepalen en van een punt op elk been dichtbij de top van de driehoek aan punten op de basis lopen. De vouwenlijnen vormen gelijke scherpe hoeken met een lijn tussen de punten op elk been. De hoeken van de vouwenlijnen bepalen de snelheid van omwenteling van de flitser over zijn centrale as. De hogere en lagere oppervlakten van de twee vleugels en het centrale gedeelte verstrekken zes oppervlakten waaraan gehechte weerspiegelende bandpanelen zijn. De flitser wordt aangesloten aan de vislijn door een wartel in bijlage bij het openen bij de top. Één, twee of drie leiders kunnen op openingen op de einden en centrum langs de basis worden verbonden. Een haak met aangewezen lokmiddel of aas is aan het eind van elke leider. Één leider die bij eind het openen wordt verbonden zal een motie veroorzaken van het vatbroodje aangezien de flitser door het water wordt bewogen. Twee leiders in de eindopeningen, in het centrum dat, of drie leiders in alle drie openingen veroorzaken een regelmatige omwenteling over de centrale as als flitserbewegingen door het water opent. Het aantal en het plaatsen van de leiders worden bepaald door de gestreefde naar verscheidenheid van vissen. De flitser produceert een volledige 360.degree. van flits aangezien het zich beweegt.