A non-uniform memory access (NUMA) computer system includes a plurality of
processing nodes coupled to a node interconnect. The plurality of
processing nodes include at least a remote processing node, which contains
a processor having an associated cache hierarchy, and a home processing
node. The home processing node includes a shared system memory containing
a plurality of memory granules and a coherence directory that indicates
possible coherence states of copies of memory granules among the plurality
of memory granules that are stored within at least one processing node
other than the home processing node. If the processor within the remote
processing node has a reservation for a memory granule among the plurality
of memory granules that is not resident within the associated cache
hierarchy, the coherence directory associates the memory granule with a
coherence state indicating that the reserved memory granule may possibly
be held non-exclusively at the remote processing node. In this manner, the
coherence mechanism can be utilized to manage processor reservations even
in cases in which a reserving processor's cache hierarchy does not hold a
copy of the reserved memory granule.
Een computersysteem niet-uniform van de geheugentoegang (NUMA) omvat een meerderheid van verwerkingsknopen die aan een knoop worden gekoppeld onderling verbindt. De meerderheid van verwerkingsknopen omvat minstens een verre verwerkingsknoop, die een bewerker een bijbehorende geheim voorgeheugenhiërarchie hebben, en een knoop die van de huisverwerking bevat. De knoop van de huisverwerking omvat een gedeeld systeemgeheugen dat een meerderheid van geheugenkorrels en een coherentiefolder bevat die op mogelijke coherentiestaten van exemplaren van geheugenkorrels onder de meerderheid van geheugenkorrels wijst die binnen minstens één verwerkingsknoop buiten de knoop van de huisverwerking worden opgeslagen. Als de bewerker binnen de verre verwerkingsknoop een reserve voor een geheugenkorrel onder de meerderheid van geheugenkorrels heeft die niet ingezeten binnen de bijbehorende geheim voorgeheugenhiërarchie is, associëert de coherentiefolder de geheugenkorrel met een coherentiestaat erop wijst die dat de gereserveerde geheugenkorrel misschien niet-uitsluitend bij de verre verwerkingsknoop kan worden gehouden. Op deze wijze, kan het coherentiemechanisme worden gebruikt om bewerkerreserves zelfs in gevallen te beheren waarin de het geheime voorgeheugenhiërarchie van een het reserveren bewerker geen exemplaar van de gereserveerde geheugenkorrel houdt.