A distance between the optical axes of the photographing lenses of a stereo
camera is set to be smaller than the conventional distance between the
optical axes so that when the films are mounted on a stereo slide mount
being brought closest to each other, the distance Pi.infin. between the
centers of the subject images at an infinity of the right and left films
becomes larger by from 0.7 to 1.2 mm than the distance Pw between the
centers of the right and left windows of the stereo slide mount. The films
shooting a picture at infinity down to a distance of 2 meters may be
mounted on the positions of the smallest distance to obtain a suitable
three-dimensional effect, and the distance between the films can be
adjusted over a range of from the positions of the smallest distance up to
the positions of the largest distance. The range for adjusting the
distance is expanded compared to that of the conventional stereo cameras,
enabling a subject in a closer range to be shot.
Een afstand tussen de optische assen van de fotograferende lenzen van een stereocamera wordt geplaatst om kleiner te zijn dan de conventionele afstand tussen de optische assen zodat wanneer de films op een stereodia worden opgezet wordt gebracht het dichtst aan elkaar opzet, de afstand Pi.infin. tussen de centra van de onderworpen beelden bij een oneindigheid van de juiste en linkerfilms groter worden langs van 0,7 tot 1,2 mm dan de afstand Pw tussen de centra van de juiste en linkervensters van de stereodia opzetten. De films die een beeld ontspruiten bij oneindigheid neer aan een afstand van 2 meters kunnen op de posities van de kleinste afstand worden opgezet om een geschikt driedimensioneel effect te verkrijgen, en de afstand tussen de films kan over een waaier van worden aangepast van de posities van de kleinste afstand tot de posities van de grootste afstand. De waaier voor het aanpassen van de afstand wordt uitgebreid vergeleken bij dat van de conventionele stereocamera's, toelatend dat een onderwerp in een dichtere waaier is ontsproten.