A bioactive agent (53) is administered to a patient (1), and the efficacy
of the bioactive agent (53) is modified by exposing the patient (1) to a
polarizing field (39, 41, 52). The bioactive agent (53) may be a
chemotherapeutic agent administered to a patient with cancer, and the
polarizing field (39, 41, 52) may be an electric field and/or a magnetic
field. The direction and/or strength of the polarizing field (39, 41, 52)
may be changed during treatment to promote the opportunity for enhanced
therapeutic interaction between the bioactive agent (53) and the field
(39, 41, 52).
Een bioactivee agent (53) wordt beheerd aan een patiënt (1), en de doeltreffendheid van bioactivee agent (53) wordt gewijzigd door patiënt (1) aan een het polariseren gebied bloot te stellen (39..41, 52). Bioactivee agent (53) kan een chemotherapeutische agent dat aan een patiënt met kanker wordt beheerd, en het het polariseren gebied zijn (39..41, 52) kunnen een elektrisch veld en/of een magnetisch veld zijn. De richting en/of de sterkte van het het polariseren gebied (39..41, 52) kunnen tijdens behandeling worden veranderd om de kans voor verbeterde therapeutische interactie tussen bioactivee agent (53) en het gebied te bevorderen (39..41, 52).