An automatic installation program runs on a computer. The automatic
installation program includes a system evaluator and a driver evaluator.
The system evaluator evaluates the hardware configuration of the computer.
The driver evaluator determines the drivers installed on the computer. The
installation program assembles a stack from the hardware configuration,
and compares the stack with a valid package matrix. If a match is found,
the installation program then compares the drivers in the matched stack
with the drivers installed on the computer to determine which drivers need
to be installed and which drivers need to be updated. The installation
program connects to a driver source location, and installs and updates the
drivers as needed.
Looppas van een de automatische installatieprogramma op een computer. Het automatische installatieprogramma omvat een systeembeoordelaar en een bestuurdersbeoordelaar. De systeembeoordelaar evalueert de hardwareconfiguratie van de computer. De bestuurdersbeoordelaar bepaalt de bestuurders die op de computer worden geïnstalleerd. Het installatieprogramma assembleert een stapel van de hardwareconfiguratie, en vergelijkt de stapel met een geldige pakketmatrijs. Als een gelijke wordt gevonden, het installatieprogramma dan de bestuurders in de aangepaste stapel met de bestuurders die op de computer worden geïnstalleerd vergelijkt te bepalen welke bestuurders moeten worden geïnstalleerd en welke bestuurders moeten worden bijgewerkt. Het installatieprogramma verbindt met een bestuurders bronplaats, en installeert en werkt de bestuurders bij zoals nodig.