A client station on computer network uses an operating system such as JavaOS which is permanently stored at the server rather than on storage media at the client location. The JavaOS is loaded and installed at the client upon bootup of the client. The client loads certain standard file systems as part of the basic OS code that it receives from the server. These employ a generic file system driver, which is located in Java code rather than in native code at the client. In addition to the standard file systems, other file systems may be installed, using this generic file system driver. For example, a file system for a hard drive may be installed at a particular client, even though this file system is not part of the set of standard file systems. Providing the generic file system driver or handler switch in Java code rather than native code allows file systems to be dynamically added to a running system.

Een cliëntpost op computernetwerk gebruikt een werkend systeem zoals JavaOS die permanent bij de server eerder dan op opslagmiddelen bij de cliëntplaats wordt opgeslagen. JavaOS wordt geladen en bij de cliënt op bootup van de cliënt geïnstalleerd. De cliënt laadt bepaalde standaarddossiersystemen als deel van de basisos code die het van de server ontvangt. Deze stellen een generische bestuurder van het dossiersysteem tewerk, die in de code van Java eerder dan in inheemse code bij de cliënt wordt gevestigd. Naast de standaarddossiersystemen, kunnen andere dossiersystemen worden geïnstalleerd, gebruikend deze generische bestuurder van het dossiersysteem. Bijvoorbeeld, kan een dossiersysteem voor een harde aandrijving bij een bepaalde cliënt worden geïnstalleerd, alhoewel dit dossiersysteem een geen deel van de reeks standaarddossiersystemen is. Het verstrekken van de generische de bestuurder of de managerschakelaar van het dossiersysteem in de code van Java eerder dan inheemse code laat dossiersystemen toe om dynamisch aan een lopend systeem worden toegevoegd.