A device particularly adapted to engage an irregular bottom surface of an object and then carry that object includes a support block. In the support block is a set of longitudinally spaced apart upright bores. On each side of the bores in a top wall of the block is a guide channel for a slide bar. Ends of these bars operatively connect with a reciprocating mechanism attached to one end of the block. In each bore is a sleeve having an inner opening formed with an upper section for a spring. An upper and lower end coil of a coil portion of each spring connects with an arm that projects outwardly. The upper arms fit respectively in upward facing slots in one slide bar while the lower arms fit respectively in downward facing slots in the other slide bar. In the sleeve inner openings and extending respectively through the coil portion of each springs is a support pin. Top ends of these pins fit in openings in a top cover plate fastened to the support block top wall. A bottom end of each pin then seats on one end of a transversely positioned conduit in a top surface of a bottom cover plate fastened to a bottom wall of the support block. Opposite ends of these conduits connect with a distribution channel in the block bottom wall. For use, the device distribution channel is connected to an air supply. At the same time, the reciprocating mechanism is activated to move the slide bars and rotate the end coils of the springs. Movement of the end coils transfers to the remaining coils of each spring to increase a diameter of each spring coil portion and shift each spring from a locking mode to a release mode. Air from the distribution channel then floats the pins upward to selectively engage the bottom surface of the object above. The reciprocating device then is deactivated allowing the springs to return to a locking mode about the pins.

Een apparaat dat in het bijzonder wordt aangepast om een onregelmatige bodem van een voorwerp in dienst te nemen en dan te dragen dat het voorwerp een steunblok omvat. In de steun is het blok een reeks in de lengte uit elkaar geplaatste apart rechte boringen. Aan elke kant van de boringen in een hoogste muur van het blok is een gidskanaal voor een diastaaf. De einden van deze staven verbinden doeltreffend aan een vergeldend mechanisme in bijlage aan één eind van het blok. In elk droeg is een koker die het binnen openen heeft gevormd met een hogere sectie voor de lente. Een hogere en lagere eindrol van een rolgedeelte van elke lente verbindt aan een wapen dat projecten klaarblijkelijk. De hogere wapens passen respectievelijk in stijgende onder ogen ziende groeven in één diastaaf terwijl de lagere wapens respectievelijk in naar beneden toegekeerde groeven in de andere diastaaf passen. In de koker zijn de binnenopeningen en het uitbreiden respectievelijk zich door het rolgedeelte van elk de lentes een steunspeld. De hoogste einden van deze spelden passen in openingen in een hoogste dekkingsplaat die aan de hoogste muur van het steunblok wordt vastgemaakt. Een bodemeind van elke speld toen zetels op één eind van een dwars geplaatste buis in een hoogste oppervlakte van een plaat van de bodemdekking maakte aan een onderste muur van het steunblok vast. De tegenovergestelde einden van deze buizen verbinden aan een distributiekanaal in de blok onderste muur. Voor gebruik, wordt het kanaal van de apparatendistributie verbonden met een luchtlevering. Tezelfdertijd wordt het vergeldende mechanisme geactiveerd om de diastaven te bewegen en de eindrollen van de lentes te roteren. Beweging van de overdrachten van eindrollen aan de resterende rollen van elke lente om een diameter van elk gedeelte van de de lenterol te verhogen en elke lente van een sluitenwijze te verplaatsen naar een versiewijze. De lucht van het distributiekanaal drijft omhoog dan de spelden om de bodem van het voorwerp hierboven selectief in dienst te nemen. Het vergeldende apparaat wordt dan gedesactiveerd toestaand de lentes om op een sluitenwijze over de spelden terug te komen.