An exterior mirror assembly for a vehicle includes a signal light that
provides an advanced notification system to approaching vehicles that the
driver of the vehicle intends to turn or make a lane change. The exterior
mirror assembly includes a housing with a reflective element and a
positioning device for adjusting the position of the reflective element in
the housing, and at least one signal light positioned in the housing. The
signal light includes a light source and a light conduiting member which
is adapted to project a pattern of light from the housing and yet restrict
light from extending into the vehicle so that a driver seated in the
vehicle does not directly observe the pattern of light. The light source
may be provided by a light pipe which is optically coupled to a remote
light source located, for example, in the vehicle. Preferably, the pattern
of light extends rearwardly, forwardly, and laterally from the vehicle. In
one form, the light conduiting member includes a light input surface on
one end and at least one light emitting surface for directing light
outwardly from the housing of the exterior mirror assembly. In another
form, the exterior mirror assembly incorporates a signal light which
includes a plurality of reflective surfaces for directing light forwardly,
rearwardly, and laterally from the vehicle but restricts light from
entering into the vehicle and distracting the driver. In yet another form,
the exterior mirror assembly includes a powerfold mirror system which
incorporates a security light in either the folding portion or non-folding
portion of the powerfold mirror system.
Een buitenspiegelassemblage voor een voertuig omvat een signaallicht dat een geavanceerd berichtsysteem aan naderbij komende voertuigen verstrekt dat de bestuurder van het voertuig van plan is een steegverandering te draaien of aan te brengen. De buitenspiegelassemblage omvat een huisvesting met een weerspiegelend element en een plaatsend apparaat om de positie van het weerspiegelende element aan te passen in de huisvesting, en minstens één licht signaal geplaatst in de huisvesting. Het signaallicht omvat een lichtbron en een licht conduiting lid dat wordt aangepast om een patroon van licht van de huisvesting te ontwerpen en toch beperkt licht van zich het uitbreiden in het voertuig zodat een bestuurder gezet in het voertuig direct niet het patroon van licht waarneemt. De lichtbron kan door een lichte pijp worden verstrekt die optisch aan een verre lichtbron gekoppeld wordt wordt gevestigd die, bijvoorbeeld, in het voertuig. Bij voorkeur, achterwaarts breidt het patroon zich van licht, op termijn, en lateraal van het voertuig uit. In één vorm, omvat het lichte conduiting lid een lichte inputoppervlakte op één eind en minstens één licht uitzendend oppervlakte voor klaarblijkelijk het leiden van licht van de huisvesting van de buitenspiegelassemblage. In een andere vorm, neemt de buitenspiegelassemblage een signaallicht op dat een meerderheid van weerspiegelende oppervlakten voor het leiden van licht op termijn, achterwaarts, omvat en lateraal van het voertuig maar licht van het binnengaan in het voertuig en het afleiden van de bestuurder beperkt. In nog een andere vorm, omvat de buitenspiegelassemblage een systeem van de powerfoldspiegel dat een veiligheidslicht in of het het vouwen gedeelte of niet-vouwt gedeelte van het systeem van de powerfoldspiegel opneemt.