During the operation of a document processing system machine and job data
are collected from a document processing system. Optionally, machine
information, both for the specific machine and population based data are
acquired from a database or server. Having accumulated the job data and
machine data, the diagnostic inference engine performs an analysis to
determine the initial diagnosis of the document processing system. After
obtaining the initial diagnosis, the system determines the test patterns
to be printed and the image quality tests to be performed. The system then
prints test patterns, and scans the patterns to determine image quality
parameters and/or to automatically identify image defects. Optionally,
image defect information may also be provided by the customer or the
service engineer via a user interface. Next, a diagnostic inference engine
uses the results of the image quality analysis to refine the initial
diagnosis. Then, the diagnostic results are output, stored, and optionally
displayed to, for example a customer or a customer service engineer. Based
on the diagnostic results, and if problems are found, the machine enters a
repair sequence. In particular, the machine can request either a customer
or a customer service engineer repair action, or, alternatively, enter an
auto-correction or an auto-calibration mode to repair itself. Upon
completion of one or more, or any combination, of these repair actions,
the machine verifies its operation and again checks to ensure the repairs
have been completed successfully.
Tijdens de verrichting van een een het systeemmachine en baan van de documentverwerking worden de gegevens bijeengezocht uit een systeem van de documentverwerking. Naar keuze, wordt de machineinformatie, zowel voor de specifieke machine als de bevolking gebaseerde gegevens verworven van een gegevensbestand of een server. Hebben geaccumuleerdd de baangegevens en machinegegevens, voert de kenmerkende gevolgtrekkingsmotor een analyse uit om de aanvankelijke diagnose van het systeem van de documentverwerking te bepalen. Na het verkrijgen van de aanvankelijke diagnose, bepaalt het systeem de te drukken testpatronen en de uit te voeren tests van de beeldkwaliteit. Het systeem drukt dan testpatronen, en tast de patronen af om de parameters van de beeldkwaliteit te bepalen en/of beeldtekorten automatisch te identificeren. Naar keuze, kan de informatie van het beeldtekort ook door de klant of de de dienstingenieur via een gebruikersinterface worden verstrekt. Daarna, gebruikt een kenmerkende gevolgtrekkingsmotor de resultaten van de analyse van de beeldkwaliteit om de aanvankelijke diagnose te raffineren. Dan, zijn de kenmerkende resultaten output, opgeslagen, en naar keuze wordt getoond die aan, bijvoorbeeld een klant of een ingenieur van de klantendienst. Gebaseerd op de kenmerkende resultaten, en als de problemen worden gevonden, de machine gaat een reparatieopeenvolging in. In het bijzonder kan de machine of een klant of een actie van de de ingenieursreparatie van de klantendienst verzoeken, of, alternatief, een zelfcorrectie of een auto-kaliberbepalingswijze aan reparatie zelf ingaan. Op voltooiing van één of meer, of om het even welke combinatie, deze reparatieacties, verifiëert de machine zijn verrichting en controleert opnieuw om te verzekeren de reparaties met succes zijn voltooid.