Each agent unit gets status information indicating the state of each of
network printers connected by a LAN from the network printers every first
time period. Whenever each agent unit gets the status information from the
network printer, it overwrites a status log data file with the gotten
status information. Each agent unit converts all status information stored
in the status log data file into status mail of electronic mail and
transmits the status mail to a mail server every second time period longer
than the first time period. On the other hand, a console unit accesses the
mail server and reads the status mail in a proper time period to the
console unit.
Elke agenteneenheid krijgt statusinformatie die op de staat van elk van netwerkprinters wijst die door LAN van de netwerkprinters elke worden aangesloten eerste tijdspanne. Wanneer elke agenteneenheid de statusinformatie van de netwerkprinter krijgt, beschrijft het een de gegevensdossier van het statuslogboek met de gekregen statusinformatie. Elke agenteneenheid zet al statusinformatie die in het de gegevensdossier van het statuslogboek wordt opgeslagen in statuspost van om elektronische post en brengt de statuspost aan een postserver elke over secondentijdspanne langer dan de eerste tijdspanne. Enerzijds, heeft toegang een consoleeenheid tot de postserver en leest de statuspost tijdens een juiste tijdspanne aan de consoleeenheid.