A process for detection of straight-line segments in a stream of digital
data that are representative of an image (m, n) in which the contour
points of said image each defined by the modulus and the orientation
.theta. of their gradient in relation to a horizontal axis are identified.
The stream of digital data is stored in the form of two successive lines,
each of n points P(i, j), for each of the lines the n points of said line
are extracted successively, and for each point Pc(i, j) extracted, the
so-called current point, the three points having inferior coordinates
Pa(i-1, j-1), Pb(i, j-1), Pd(i-1, j) directly neighbouring said current
point are extracted, successively the value of the orientation of the
current point Pc is compared with that of the neighbouring points Pa, Pb
and Pd. The values of the orientations of the points Pb and Pd are
compared, the result of a comparison is validated if the points are
contour points and if the values of their orientation are close. Moreover,
when the result of a comparison is validated the coordinates of the point
of the connection having inferior coordinates are copied over to those of
the point having superior coordinates, it is verified whether solely the
point Pa(i-1, j-1) is a contour point amongst the four points Pa, Pb, Pc,
Pd extracted, and in the affirmative case the coordinates of the origin
point and of the final point and the orientation of the straight-line
segment, if its size is greater than a predetermined threshold, are saved.
Een proces voor opsporing van rechte lijnsegmenten in een stroom van digitale gegevens die voor een beeld representatief zijn (m, n) waarin de contourpunten van bovengenoemd beeld elk bepaald door de modulus en de richtlijn theta. van hun gradiënt met betrekking tot een horizontale as worden geïdentificeerd. De stroom van digitale gegevens wordt opgeslagen in de vorm van twee opeenvolgende lijnen, elk van npunten P(i, j), voor elk van de lijnen n van bovengenoemde lijn opeenvolgend wordt gehaald richt, en voor elk punt Pc(i, j) gehaald, zogenaamd huidig punt, de drie punten die inferieure coördinaten pa(i-1, j-1), Pb(i, j-1 hebben), wordt pd(i-1, j) direct naburig bovengenoemd huidig punt gehaald, opeenvolgend wordt de waarde van de richtlijn van huidige puntcPc vergeleken met dat van de naburige punten Pa, Pb en Pd. De waarden van de richtlijnen van puntenPb en Pd worden vergeleken, wordt het resultaat van een vergelijking bevestigd als de punten contourpunten zijn en als de waarden van hun richtlijn dicht zijn. Voorts wanneer het resultaat van een vergelijking de coördinaten van het punt van de verbinding bevestigd wordt die inferieur heeft worden de coördinaten over aan die van het punt gekopieerd dat superieure coördinaten heeft, wordt het geverifieerd of alleen punt pa(i-1, j-1) een contourpunt onder de vier punten Pa, Pb, PC is, gehaald Pd, en in het bevestigende geval de coördinaten van het oorsprongspunt en van het definitieve punt en de richtlijn van het rechte lijnsegment, als zijn grootte groter is dan een vooraf bepaalde drempel, wordt gespaard.