A method for executing after-triggers in an active database. A tree is
constructed for each after-trigger and an operator tree is constructed for
the statement that activates the trigger. The method joins each of the
trees for the activated row-after triggers to the operator tree for
pipelined execution with the operator tree. The trees for the activated
row-after triggers form a group and each of the trees within the group
execute in parallel with each other. The method joins trees for activated
statement-after triggers to the operator tree for execution subsequent to
the execution of the operator tree, the statement after trigger trees
receiving rows from a temporary table that accumulates affected rows from
the operator tree. Trees for activated statement after triggers form a
group and each of the trees within the group execute in parallel with each
other.
Een methode om na-trekkers in een actief gegevensbestand uit te voeren. Een boom wordt geconstrueerd voor elke na-trekker en een exploitantboom wordt geconstrueerd voor de verklaring die de trekker activeert. De methode sluit zich aan bij elk van de bomen voor geactiveerd rij-na trekkers aan de exploitantboom voor in een pijpleiding vervoerde uitvoering met de exploitantboom. De bomen voor geactiveerd rij-na trekkers vormen een groep en elk van de bomen binnen de groep voert parallel met elkaar uit. De methode sluit zich aan bij bomen voor geactiveerd verklaring-na trekkers aan de exploitantboom voor uitvoering volgend op de uitvoering van de exploitantboom, de verklaring na trekkerbomen die rijen van een tijdelijke lijst ontvangen die beïnvloede rijen van de exploitantboom accumuleert. De bomen voor geactiveerde verklaring na trekkers vormen een groep en elk van de bomen binnen de groep voert parallel met elkaar uit.