A relational database residing on a second computer, and is accessed by a
user interface via a global information network such as the Internet. The
relational database is accessed through four intermediate processing
layers: an interaction layer, an application layer, a business object
layer, and an information model layer, each located on a second computer,
with the information model layer logically adjacent to the database, and
the interaction layer logically adjacent to the user interface operating
on the browser. The information model layer maintains a first relational
tree of the information in the relational database. This relational tree
appears as a plurality of entities in a mark up language (such as XML) to
the business object layer and the information in the relational database
is accessible via the relational tree. The business object model layer
includes a plurality of business object instances, each of which maintains
a second relational tree corresponding to a portion of the first
relational tree. The second relational tree appears as a plurality of
entities in a mark up language (such as XML) to the application layer. The
application layer includes a plurality of application object instances,
each of which includes an application object definition which specifies
one or more methods and business object instances available to the
application object. The application layer appears as a plurality of
entities in a mark up language to the interaction layer. The interaction
layer includes a plurality of interaction objects, each interaction object
including information identifying an application object and information
specifying a manner in which requests from a user interface are to be
processed for transmission to the application object and in which
responses from the application object are to be transmitted to the user
interface. The interaction layer appears as a plurality of entities in a
mark up language to the user interface.
Een relationele gegevensbank die op een tweede computer verblijft, wordt en betreden door een gebruikersinterface via een globaal informatienetwerk zoals Internet. De relationele gegevensbank wordt betreden door vier middenverwerkingslagen: een interactielaag, een toepassingslaag, een bedrijfsobjecten laag, en een informatie modellaag, elk logisch gezien gevestigd op een tweede computer, met de informatie modellaag naast het gegevensbestand, en de interactielaag logisch gezien naast het gebruikersinterface dat op browser werkt. De informatie modellaag handhaaft een eerste relationele boom van de informatie in de relationele gegevensbank. Deze relationele boom verschijnt als meerderheid van entiteiten in een teken op taal (zoals XML) aan de bedrijfsobjecten laag en de informatie in de relationele gegevensbank is toegankelijk via de relationele boom. De bedrijfsobjecten modellaag omvat een meerderheid van bedrijfsobjecten instanties, elk waarvan een tweede relationele boom handhaaft die aan een gedeelte van de eerste relationele boom beantwoordt. De tweede relationele boom verschijnt als meerderheid van entiteiten in een teken op taal (zoals XML) aan de toepassingslaag. De toepassingslaag omvat een meerderheid van toepassingsobjecten instanties, elk waarvan een toepassingsobjecten definitie omvat die één of meerdere methodes en bedrijfsobjecten instanties beschikbaar aan het toepassingsvoorwerp specificeert. De toepassingslaag verschijnt als meerderheid van entiteiten in een teken op taal aan de interactielaag. De interactielaag omvat een meerderheid van interactievoorwerpen, elk interactievoorwerp met inbegrip van informatie een toepassingsvoorwerp identificeren en informatie die een manier specificeren waarop de verzoeken van een gebruikersinterface voor transmissie aan het toepassingsvoorwerp moeten worden verwerkt en waarop de reacties van het toepassingsvoorwerp aan het gebruikersinterface moeten worden overgebracht. De interactielaag verschijnt als meerderheid van entiteiten in een teken op taal aan het gebruikersinterface.