Nucleoside diphosphates (NDPs) are detected or measured by following the
dephosphorylation of the phosphoenzyme form of nucleoside diphosphate
kinase (NDPK), and nucleoside triphosphates (NTPs) are detected or
measured by following the phosphorylation of NDPK to its phosphoenzyme
form. A typical process involves (a) causing NDP in sample to bind to NDPK
phosphoenzyme, or causing NTP in sample to phosphorylate NDPK and (b)
detecting a change in a characteristic of the enzyme which differs between
its phosphorylated and unphosphorylated forms. This may be aided by
labelling the enzyme. Quantitative data can be obtained. Both in vivo and
in vitro measurements can be made.
De difosfaten van het nucleoside worden (NDPs) ontdekt of door dephosphorylation van de phosphoenzymevorm van het kinase gemeten van het nucleosidedifosfaat te volgen (NDPK), en de nucleosidetrifosfaat (NTPs) worden ontdekt of door phosphorylation van NDPK aan zijn phosphoenzymevorm te volgen gemeten. Een typisch proces impliceert (a) veroorzakend NDP in steekproef om aan phosphoenzyme te binden NDPK, of veroorzakend NTP in steekproef aan phosphorylate NDPK en (b) ontdekkend een verandering in een kenmerk van het enzym dat tussen zijn phosphorylated verschilt en vormen unphosphorylated. Dit kan worden geholpen door het enzym te etiketteren. De kwantitatieve gegevens kunnen worden verkregen. Zowel kunnen de levende als in vitro metingen worden gemaakt.