A projectile (12) to be fired from a rifled barrel (66) is described. At
its tail (10) it has control surface vanes (14) which can be pivoted out
from a sub-calibre launch position into an over-calibre functional
position. To protect the inwardly folded vanes (14) and to protect further
ballistic and sensor structures at the tail end of the projectile (12), a
securing pot (18) is temporarily fixed to the tail (10) of the projectile
(12), the securing pot having a pot peripheral portion (22) and a pot
bottom (24). There is a pressure chamber (32) between the tail end face
(26) of the projectile (12) and the pot bottom (24) of the securing pot
(18). The pot bottom (24) has at least one propellent gas inlet (34) which
opens into the pressure chamber (32). When the projectile (12) is fired
from the barrel propellent gas flows through the propellent gas inlet (34)
into the pressure chamber (32) so that a correspondingly high propellent
gas pressure is produced in the pressure chamber (32). After leaving the
barrel the pressure difference between the gas pressure in the pressure
chamber (32) and the ambient atmosphere then takes effect, whereby the
securing pot (18) is separated from the tail (10) of the projectile (12)
and the vanes (14) are deployed from the inwardly folded storage position
into the outwardly pivoted flight position.
Een projectiel (12) wordt om van een rifled vat (66) worden in brand gestoken beschreven. Bij zijn staart (10) het heeft vinnen van de controleoppervlakte (14) die uit van een sub-calibre lanceringspositie in een over-kaliber functionele positie kunnen worden gedraaid. Om binnenwaarts gevouwen vinnen (14) te beschermen en verdere ballistische en sensorstructuren te beschermen op het staarteind van projectiel (12), wordt een het beveiligen pot (18) tijdelijk bevestigd aan staart (10) van projectiel (12), de het beveiligen pot die een potten randgedeelte (22) en een pottenbodem (24) heeft. Er is een drukkamer (32) tussen gezicht van het staarteind (26) van projectiel (12) en pottenbodem (24) van het beveiligen pot (18). Pottenbodem (24) heeft minstens één propellent gasinham (34) die in drukkamer (32) opent. Wanneer projectiel (12) van het vat propellent gas vloeit door propellent gasinham (34) in drukkamer (32) in brand wordt gestoken zodat een navenant hoge propellent gasdruk in drukkamer (32) wordt veroorzaakt. Na het verlaten van het vat druk wordt het verschil tussen de gasdruk in drukkamer (32) en de omringende atmosfeer dan van kracht, waardoor het beveiligen pot (18) van staart (10) van projectiel (12) gescheiden is en vinnen (14) van de binnenwaarts gevouwen opslagpositie in de klaarblijkelijk gedraaide vluchtpositie worden opgesteld.
