A particulate filter (22) is arranged in an exhaust passage of an engine.
When an amount of discharged particulate discharged from a combustion
chamber (5) per unit time exceeds an amount of particulate removable by
oxidation which can be removed by oxidation on the particulate filter (22)
per unit time without emitting a luminous flame, at least one of the
amount of discharged particulate and the amount of particulate removable
by oxidation is controlled so that the amount of discharged particulate
becomes smaller than the amount of particulate removable by oxidation,
whereby the particulate in the exhaust gas can be continuously removed by
oxidation on the particulate filter (22) without emitting a luminous
flame.
Een corpusculaire filter (22) wordt geschikt in een uitlaatpassage van een motor. Wanneer een hoeveelheid geloste particulate die van een verbrandingskamer (5) per eenheidstijd een hoeveelheid corpusculaire verwijderbaar door oxydatie wordt gelost overschrijdt die door oxydatie op corpusculaire filter (22) per eenheidstijd kan worden verwijderd zonder een lichtgevende vlam uit te zenden, wordt minstens één van de hoeveelheid geloste particulate en de hoeveelheid corpusculaire verwijderbaar door oxydatie gecontroleerd zodat de hoeveelheid geloste particulate kleiner wordt dan de hoeveelheid corpusculaire verwijderbaar door oxydatie, waardoor particulate in het uitlaatgas onophoudelijk door oxydatie op corpusculaire filter (22) kan worden verwijderd zonder een lichtgevende vlam uit te zenden.