A low bandwidth link can be used optimally for software updates, by
successively transferring more information about the updates only as the
likelihood of an applicable update successively increases. A many-to-one
mapping function (e.g. a hash function) is applied to update identifiers
on a server to generate a table of single bit entries corresponding to the
updates. At a client, the same mapping function is applied to program
identifiers to determine whether the server has a potential update. If a
potential update is noted, a second transmission is requested for
conveying additional data from the server by which hash collisions can be
identified. A third transmission from the server is received conveying the
actual update only after the availability of an actual update (versus a
hash collision) is confirmed. The same arrangement can be employed in
reverse.
Een lage bandbreedteverbinding kan optimaal voor softwareupdates worden gebruikt, door meer informatie over de updates opeenvolgend over te brengen slechts aangezien de waarschijnlijkheid van een toepasselijke update opeenvolgend stijgt. Een veel-aan-één die functie (b.v. een knoeiboelfunctie) in kaart brengt wordt toegepast om herkenningstekens op een server bij te werken om een lijst van enige beetjeingangen te produceren die aan de updates beantwoorden. Bij een cliënt, wordt de zelfde afbeeldingsfunctie toegepast op programmaherkenningstekens om te bepalen of de server een potentiële update heeft. Als een potentiële update wordt genoteerd, wordt een tweede transmissie gevraagd voor het vervoeren van extra gegevens van de server waardoor de knoeiboelbotsingen kunnen worden geïdentificeerd. Een derde transmissie van de server wordt ontvangen vervoerend de daadwerkelijke update slechts nadat de beschikbaarheid van een daadwerkelijke update (tegenover een knoeiboelbotsing) wordt bevestigd. De zelfde regeling kan in omgekeerde worden aangewend.
