A wheel assembly for a wheelchair having a number of structural features,
including a two-gear arrangement, in which one gear is a hypocycloidal
gear providing a gear ratio lower than 1:1. A shift member is located on
the wheel assembly with hand operated shift portions of the shift member,
the shift member capable of moving laterally (perpendicular to the axle)
of the wheel between two positions. The shift member can be moved by the
user while seated in the wheelchair. The wheel assembly includes a hand
rim which is connected to a housing within which is a gear assembly. The
gear assembly includes two spaced cage plates which are joined by fixed
shafts having unidirectional rollers positioned thereon around the
periphery thereof. The rollers have an exterior surface portion which
engages with the interior surface of the housing in such a way as to
readily permit movement in the forward direction, but to prevent movement
in the rear direction, unless the hand rims are used to rotate the housing
relative to the gear assembly. The cage plate structure has rubbing
elements which interact with the interior surface of the housing to
produce an additional braking force for downhill terrain.
Een wielassemblage voor een rolstoel die een aantal structurele eigenschappen, met inbegrip van een twee-toestel regeling heeft, waarin één toestel een hypocycloidal toestel dat een toestelverhouding lager verstrekt dan 1:1 is. Een verschuivingslid wordt gevestigd bij de wielassemblage met hand in werking gestelde verschuivingsgedeelten van het verschuivingslid, het verschuivingslid geschikt om lateraal (loodrecht aan de as) van het wiel tussen twee posities zich te bewegen. Het verschuivingslid kan door de gebruiker worden bewogen terwijl gezet in de rolstoel. De wielassemblage omvat een handrand die met een huisvesting wordt verbonden waarbinnen een toestelassemblage is. De toestelassemblage omvat twee uit elkaar geplaatste kooiplaten die bij door vaste schachten aangesloten bij worden die eenrichtingsrollen hebben die daarop rond de periferie daarvan worden geplaatst. De rollen hebben een buitenoppervlaktegedeelte dat met de binnenlandse oppervlakte van de huisvesting in dienst neemt zodat om beweging in de voorwaartse richting gemakkelijk toe te laten, maar om beweging in de achterrichting te verhinderen, tenzij de handranden worden gebruikt om de huisvesting met betrekking tot de toestelassemblage te roteren. De structuur van de kooiplaat heeft het wrijven van elementen die met de binnenlandse oppervlakte van de huisvesting in wisselwerking staan om een extra het remmen kracht voor terrein bergaf te veroorzaken.