A base table is scanned with a delete marker and an insert marker. The
delete marker identifies a last change committed to the base table as
part of a transaction prior to execution of a statement, and the insert
marker identifies a last change committed to base table as part of the
transaction during execution of the statement. The results of the delete
marker scan are filtered with deletions stored in a delta table, and a
delete table is populated with the filtered rows. The results of the
insert scan are filtered with insertions stored in the delta table, and
an insert table is populated with the filtered rows.
Een basislijst wordt afgetast met een schrappingsteller en een tussenvoegselteller. De schrappingsteller identificeert een laatste verandering geëngageerd aan de basislijst als deel van een transactie voorafgaand aan uitvoering van een verklaring, en de tussenvoegselteller identificeert een laatste verandering geëngageerd aan basislijst als deel van de transactie tijdens uitvoering van de verklaring. De resultaten van het aftasten van de schrappingsteller worden met schrappingen gefiltreerd die in een deltalijst worden opgeslagen, en een schrappingslijst is bevolkt met de gefiltreerde rijen. De resultaten van het tussenvoegselaftasten worden met toevoegingen gefiltreerd die in de deltalijst worden opgeslagen, en een tussenvoegsellijst is bevolkt met de gefiltreerde rijen.