A pneumatic tire comprises a bead core and a rubber bead apex provided in
each bead portion, and a carcass comprising a carcass ply turned up around
the bead core from the inside to the outside of the tire to form a pair of
turned up portions and a main portion therebetween. The bead apex is made
of hard rubber disposed between the main portion and turned up portion and
extending radially outwards from the bead core. The length (LA) of the
bead apex is in a range of from 0.1 to 0.25 times the tire section height
(H). A reinforcing cord layer is disposed along the axially inside of the
turned up portion. The radially outer end (FU) of the reinforcing cord
layer is positioned radially outside the radially outer end (BU) of the
bead apex but radially inside the maximum tire section width point (M).
The radially inner end (FD) of the reinforcing cord layer is positioned
radially outside the radially outer end of the bead core but radially
inside the radially outer end (BU) of the bead apex. The length (LB) of
the reinforcing cord layer is in a range of from 1.2 to 2.0 times the bead
apex length LA. The sidewall portion of the tire has a minimum thickness
(Wmin) being in a range of not more than 0.5 times a maximum thickness
(Wmax) of a region where the reinforcing cord layer exists.
Een pneumatische band bestaat uit een parelkern en uit een rubberpareltop die in elk parelgedeelte wordt verstrekt, en een karkas bestaand uit een karkasvouw die rond de parelkern van de binnenkant aan buiten de band is verschenen om een paar verschenen gedeelten te vormen en een hoofdgedeelte therebetween. De pareltop wordt van hard rubber gemaakt dat tussen zich het belangrijkste gedeelte en verschenen gedeelte en het uitbreiden radiaal naar buiten van de parelkern wordt geschikt. De lengte (LA) van de pareltop is in een waaier van van 0,1 tot 0,25 keer de hoogte van de bandsectie (H). Een versterkende koordlaag wordt geschikt langs axiaal binnen van het verschenen gedeelte. Het radiaal buiteneind (FU) van de versterkende koordlaag wordt geplaatst radiaal buiten het radiaal buiteneind (BU) van de pareltop maar radiaal binnen het maximum de breedtepunt van de bandsectie (M). Het radiaal binneneind (FD) van de versterkende koordlaag wordt geplaatst radiaal buiten het radiaal buiteneind van de parelkern maar radiaal binnen het radiaal buiteneind (BU) van de pareltop. De lengte (LB) van de versterkende koordlaag is in een waaier van van 1,2 tot 2,0 keer de lengteLa van de pareltop. Het zijwandgedeelte van de band heeft een minimumdikte die (Wmin) in een waaier van niet meer dan 0,5 keer een maximumdikte (Wmax) is van een gebied waar de versterkende koordlaag bestaat.
