A filter settings generation operation includes sampling colored noise
present at the input of a receiver to produce a sampled signal. The
sampled signal is spectrally characterized across a frequency band of
interest to produce a spectral characterization of the sampled signal.
This spectral characterization may not include a signal of interest. The
spectral characterization is then modified to produce a modified spectral
characterization. Filter settings are then generated based upon the
modified spectral characterization. Finally, the input present at the
receiver is filtered using the filter settings when the signal of interest
is present to whiten colored noise that is present with the signal of
interest. In modifying the spectral characterization, pluralities of
spectral components of the spectral characterization are independently
modified to produce the modified spectral characterization. Modifications
to the spectral characterization may be performed in the frequency domain
and/or the time domain. Particular modifications include amplifying
spectral components, weighting spectral components based upon prior
spectral components, and averaging spectral components with prior spectral
components.
Een de generatieverrichting van filtermontages omvat bemonstering gekleurd lawaai huidig bij de input van een ontvanger om een bemonsterd signaal te veroorzaken. Het bemonsterde signaal wordt spectraal over een rente van belang van de frequentieband gekenmerkt om een spectrale karakterisering van het bemonsterde signaal te veroorzaken. Deze spectrale karakterisering kan een signaal van belang niet omvatten. De spectrale karakterisering wordt dan gewijzigd om een gewijzigde spectrale karakterisering te veroorzaken. De montages van de filter worden dan geproduceerd gebaseerd op de gewijzigde spectrale karakterisering. Tot slot wordt de input huidig bij de ontvanger gefiltreerd gebruikend de filtermontages wanneer het signaal van belang aanwezig is om gekleurd lawaai te witten dat met het signaal van belang aanwezig is. Bij het wijzigen van de spectrale karakterisering, worden pluralities van spectrale componenten van de spectrale karakterisering onafhankelijk gewijzigd om de gewijzigde spectrale karakterisering te veroorzaken. De wijzigingen aan de spectrale karakterisering kunnen in het frequentiedomein en/of het tijddomein worden uitgevoerd. De bijzondere wijzigingen omvatten vergrotende spectrale componenten, wegend spectrale componenten die op vroegere spectrale componenten worden gebaseerd, en het gemiddelde nemend van spectrale componenten met vroegere spectrale componenten.