A putting practice tool and game for PURPOSE includes a mat having an upper
surface. The mat has a front edge, a back edge, a first side edge and a
second side edge. A tee area is defined adjacent to the back edge. A
plurality of green indicia is positioned on the upper surface of the mat.
Each of the green indicia defines a green. Each of the greens is spaced
from each other and is positioned between the tee area and the back edge.
A player utilizes a putter and ball such that the ball may be putt with
the putter. The player hits a selected series of putts to designated areas
from the tee area by the player for each of the greens in turn. The player
adds additional strokes for putts going errant with respect to the
designated area. At least one putt of the series of putts is directed into
the green for which the series of putts is being played.
Een het zetten een praktijkhulpmiddel en spel voor DOEL omvatten een mat die een hogere oppervlakte heeft. De mat heeft een voorrand, een achterrand, een eerste zijrand en een tweede kantrand. Een T-stukgebied wordt bepaald naast de achterrand. Een meerderheid van groene indicia wordt geplaatst op de hogere oppervlakte van de mat. Elk van groene indicia bepaalt green. Elk van greens wordt uit elkaar geplaatst van elkaar en tussen het T-stukgebied en de achterrand geplaatst. Een speler gebruikt een putter en een bal dusdanig dat de bal putt met putter kan zijn. De speler raakt een geselecteerde reeks beurtelings putts aan aangewezen gebieden van het T-stukgebied door de speler voor elk van greens. De speler voegt extra slagen voor putts toe die dolend met betrekking tot het aangewezen gebied gaan. Minstens één putt van de reeks putts wordt geleid in green waarvoor de reeks putts wordt gespeeld.
