A device for an automotive vehicle to signal braking, deceleration, turning
of the vehicle or an emergency situation. The device has two bodies facing
rearwardly, mounted near the top of the back or the highest point of the
vehicle adjacent the sides of the vehicle. Each body has a base and a
cover with translucent lenses. Light sources and reflectors are disposed
on the base for illuminating the lenses to create the signaling as
required. Lighting one or more lenses in the cover indicate braking while
lighting an arrow shaped lens in the cover and a side lens facing out from
the vehicle indicate intended turning. The light transmitted through the
lenses in the cover is directed downwardly either by a downward tilt to
the cover or by directional configurations formed on the lenses. The
lenses signifying braking are formed from red material while the arrow
shaped and side lenses signifying turning are formed from red or yellow
material. The device can be powered directly from the vehicle's electrical
system or from a separate back-up battery that can be trickle charged as
the vehicle is operating. A deceleration sensor such as a piezo electric
crystal also operates the braking signals. An auxiliary switch near the
back of the vehicle activates the turn indicators to operate in an
intermittent emergency mode.
Een apparaat voor een automobielvoertuig aan signaal het remmen, vertraging, het draaien van het voertuig of een noodsituatiesituatie. Het apparaat heeft twee organismen die, opgezet dichtbij de bovenkant van de rug of het hoogste punt van het voertuig adjacent de kanten van het voertuig achterwaarts onder ogen zien. Elk lichaam heeft een basis en een dekking met doorzichtige lenzen. De lichtbronnen en de reflectors worden geschikt op de basis voor het verlichten van de lenzen om zoals gevraagd het signaleren tot stand te brengen. Aanstekend één of meerdere lenzen in de dekking wijs op het remmen terwijl het aansteken van een pijl gevormde lens in de dekking en een zijlens die uit van het voertuig onder ogen ziet wijst op het voorgenomen draaien. Het licht dat door de lenzen in de dekking wordt overgebracht wordt naar beneden of door een benedenwaartse schuine stand aan de dekking of door richtingconfiguraties geleid die op de lenzen worden gevormd. De lenzen die het remmen betekenen worden gevormd van rood materiaal terwijl de gevormde pijl en de zijlenzen die het draaien betekenen van rood of geel materiaal worden gevormd. Het apparaat kan direct van het elektrosysteem van het voertuig worden aangedreven of van een afzonderlijke hulpbatterij die kan zijn werkt het druppeltje dat als voertuig wordt geladen. Een vertragingssensor zoals een piezo elektrisch kristal stelt ook de remmende signalen in werking. Een hulpschakelaar dichtbij de rug van het voertuig activeert de draaiindicatoren om op een intermitterende noodsituatiewijze te werken.