A broadcast signal is received that includes a data identifier that
identifies data associated with the broadcast signal. The broadcast
signal also includes the data associated with the broadcast signal
encoded in the broadcast signal. The data associated with the broadcast
signal includes an indicator to ignore the data identifier contained in
the broadcast signal. The system decodes the data encoded in the
broadcast signal while ignoring the data identifier contained in the
broadcast signal. The indicator to ignore the data identifier contained
in the broadcast signal may include an associated time period during
which the data identifier should be ignored. The data identifier is
broadcast in scan line twenty-one of a broadcast image. The data
associated with the broadcast signal is encoded in vertical blanking
interval lines of a broadcast image.
Een uitzendingssignaal wordt ontvangen dat een gegevensherkenningsteken omvat dat gegevens verbonden aan het uitzendingssignaal identificeert. Het uitzendingssignaal omvat ook de gegevens verbonden aan het gecodeerde uitzendingssignaal in het uitzendingssignaal. Het gegeven verbonden aan het uitzendingssignaal omvat een indicator om het gegevensherkenningsteken te negeren in het uitzendingssignaal. Het systeem decodeert de gegevens die in het uitzendingssignaal worden gecodeerd terwijl het negeren van het gegevensherkenningsteken in het uitzendingssignaal. De indicator om het gegevensherkenningsteken te negeren in het uitzendingssignaal kan een bijbehorende tijdspanne omvatten waarin het gegevensherkenningsteken zou moeten worden genegeerd. Het gegevensherkenningsteken is uitzending in aftastenlijn eenentwintig van een uitzendingsbeeld. Het gegeven verbonden aan het uitzendingssignaal wordt gecodeerd in verticale blanking intervallijnen van een uitzendingsbeeld.