Formations on the surface of bodies for reducing the drag relative to a
medium which the body is located in or close to. The formations comprise a
plurality of cavities (1,20,40,60). The surface in which the cavities are
formed is closed. The cavity has a disruption edge (5,25,44,66) adjacent
to the cavity, with the disruption edge located upstream of the cavity, so
as to set the flowing medium most proximal to the surface into turbulence
upon passing the disruption edge. The cavity has a maximum depth from the
surface of at least approximately 2 mm.
Vormingen op de oppervlakte van organismen voor het verminderen van de belemmering met betrekking tot een middel het lichaam waarin of dicht bij wordt gevestigd. De vormingen bestaan uit een meerderheid van holten (1.20.40.60). De oppervlakte waarin de holten worden gevormd is gesloten. De holte heeft een verstoringsrand (5.25.44.66) naast de holte, met de verstoringsrand die stroomopwaarts van de holte wordt gevestigd, om het stromende middel het meest proximaal aan de oppervlakte te plaatsen in onstuimigheid op het overgaan van de verstoringsrand. De holte heeft een maximumdiepte van de oppervlakte van minstens ongeveer 2 mm.