Compression of local data uses various methods to encode location data
(e.g. line numbers and, optionally, column numbers) representing
references to a source code information symbol in a source code file. Run
length encoding and other run encoding methods are used. A preferred run
encoding method encodes a run-encoded bitmap comprising a set of runs, in
which each run has a first run field that provides a starting line for the
run, and a second run field that encodes as a bitmap the remaining lines
in the run in which the reference appears. A run length field may be used
to indicate the length of the second run field. Another run field may be
used to encode the length of the first run field, to permit further
compression.
De compressie van lokale gegevens gebruikt diverse methodes om plaatsgegevens die (b.v. lijnaantallen en, naar keuze, kolomaantallen) te coderen verwijzingen naar een symbool van de broncodeinformatie in een broncodedossier vertegenwoordigen. De lengte van de looppas de coderende en andere looppas het coderen methodes worden gebruikt. Een aangewezen looppas het coderen methode codeert looppas-gecodeerde bitmap bestaand uit een reeks van looppas, waarin in werking gesteld elk een eerste looppasgebied heeft dat een beginnende lijn voor de looppas verstrekt, en een tweede looppasgebied dat als bitmap de resterende lijnen in de looppas codeert waarin de verwijzing verschijnt. Een gebied van de looppaslengte kan worden gebruikt om op de lengte van het tweede looppasgebied te wijzen. Een ander looppasgebied kan worden gebruikt om de lengte van het eerste looppasgebied te coderen, om verdere compressie toe te laten.