Buoyant wharf modules of a floating dock include a rotary molded
polyethylene structure having a lower shell portion filled with a steamed
polystyrene foam and an upper portion that is a permanent mold form for a
concrete aggregate-water mixture. The foam has sufficient compressive
strength so that when the mixture is poured into the form over a
reinforcing mesh, the form remains stable. The form includes troughs and
mesas shaped so that the water flows by gravity to sumps adjacent walls of
the form. The walls have openings so the water can flow from modules.
Lined tunnels in the set concrete include removable rods having threaded
ends which extend through openings in wales extending along longitudinal
walls of the modules. Nuts and washers threaded on the rods abut exterior
side walls of the wales to hold the modules together. Short spacer tubes
having straight side walls abut wales of side-by-side modules. Rods of the
side-by-side modules extending through openings of the tubes and walls
connect the side-by-side modules to each other by a thread, nut and washer
arrangement. Utility lines extending through the tubes extend to a utility
tower on an outboard edge of one of the modules via a transverse opening
in that module and a depression on that module under the tower. Notches in
a bottom face of the modules enable forklift trucks to move the modules on
land.
De vaste werfmodules van een drijvend dok omvatten een roterende gevormde polyethyleenstructuur die een lager shell gedeelte heeft dat met een gestoomd polystyreenschuim wordt gevuld en een hoger gedeelte dat een permanente vormvorm voor een concreet gezamenlijk-watermengsel is. Het schuim heeft voldoende samenpersende sterkte zodat wanneer het mengsel in de vorm over een versterkend netwerk wordt gegoten, de vorm stabiel blijft. De vorm omvat troggen en mesas vormden zodat het water door ernst aan zinkputten aangrenzende muren van de vorm stroomt. De muren hebben openingen zodat kan het water van modules stromen. De gevoerde tunnels in het reeksbeton omvatten verwijderbare staven die ingepaste einden hebben die zich door openingen in Wales uitbreiden dat zich langs longitudinale muren van de modules uitbreidt. Noten en de wasmachines die op de staven worden de ingepast grenzen aan buiten zijmuren van Wales om de modules samen te houden. De korte verbindingsstukbuizen die rechte zijmuren hebben grenzen zij aan zij aan Wales van modules. De staven van de modules die zich door openingen van de buizen en de muren uitbreiden verbinden zij aan zij zij aan zij de modules met elkaar door een draad, noot en wasmachineregeling. De lijnen die van het nut zich door de buizen uitbreiden breiden zich tot een nutstoren uit op een buitenboordrand van één van de modules via het transversale openen in die module en een depressie op die module onder de toren. De inkepingen in een bodemgezicht van de modules laten vorkheftrucks toe om de modules op land te bewegen.