A combustion temperature (Tc) in an exhaust hydrogen combustor (5) is calculated (step S10). An exhaust temperature (Te) of the exhaust hydrogen combustor (5) is detected by a temperature sensor (69) (step S20). An absolute value of the difference between the detected exhaust temperature (Te) and the calculated temperature (Tc) is taken, and if this temperature difference is greater than a prescribed value (T1), a fuel cell system is judged as having an abnormality (step S40) so that the vehicle should be stopped. If the temperature difference, however, is not greater than another prescribed value (T2), which is greater than the former value (T1), a switch is made to limp-home control.

Een verbrandingstemperatuur (Tc) in combustor van de uitlaatwaterstof (5) wordt berekend (stap S10). Een uitlaattemperatuur (Te) van combustor van de uitlaatwaterstof (5) wordt ontdekt door een temperatuursensor (69) (stap S20). Een absolute waarde van het verschil tussen ontdekte uitlaattemperatuur (Te) en berekende temperatuur (Tc) wordt genomen, en als dit temperatuurverschil groter is dan een voorgeschreven waarde (T1), wordt een systeem van de brandstofcel beoordeeld zoals hebbend een abnormaliteit (stap S40) zodat het voertuig zou moeten worden tegengehouden. Als het temperatuurverschil, echter, niet groter is dan een andere voorgeschreven waarde (T2), die groter is dan vroegere waarde (T1), wordt een schakelaar gemaakt aan slap-huiscontrole.