A feature provided by a data collection system that can be used by a
database researcher is disclosed. As the database researcher travels
through a geographic area and observes geographic features (such as
roads), the database researcher uses the data collection system to collect
and store data that represent attributes of the geographic features. The
data collection system includes a feature whereby the database researcher
can define a profile of one or more attributes of one or more geographic
features. The profile is stored in a memory of the data collection system.
Then, as the database researcher travels through the geographic area and
new geographic features are encountered, the data collection system
automatically applies these attributes to each new geographic feature,
thereby eliminating the need on the part of the database researcher to
separately specify each attribute of a newly encountered geographic
feature. If the database researcher determines that the attributes in the
stored profile are not appropriate for a geographic feature, the database
researcher can override the profile attributes and store the appropriate
attributes.
Een eigenschap die door een systeem van de gegevensinzameling dat wordt verstrekt door een gegevensbestandonderzoeker kan worden gebruikt wordt onthuld. Als gegevensbestand neemt de onderzoekersreizen door een geografisch gebied en geografische eigenschappen (zoals wegen) waar, gebruikt de gegevensbestandonderzoeker het systeem van de gegevensinzameling om gegevens te verzamelen en op te slaan die attributen van de geografische eigenschappen vertegenwoordigen. Het systeem van de gegevensinzameling omvat een eigenschap waardoor de gegevensbestandonderzoeker een profiel van één of meerdere eigenschappen van één of meerdere geografische eigenschappen kan bepalen. Het profiel wordt opgeslagen in een geheugen van het systeem van de gegevensinzameling. Dan, als gegevensbestand worden de onderzoekersreizen door het geografische gebied en de nieuwe geografische eigenschappen ontmoet, past het systeem van de gegevensinzameling automatisch deze eigenschappen op elke nieuwe geografische eigenschap toe, daardoor eliminerend de behoefte namens de gegevensbestandonderzoeker om elke eigenschap van een onlangs ontmoete geografische eigenschap afzonderlijk te specificeren. Als de gegevensbestandonderzoeker bepaalt dat de attributen in het opgeslagen profiel niet aangewezen voor een geografische eigenschap zijn, kan de gegevensbestandonderzoeker de profielattributen met voeten treden en de aangewezen attributen opslaan.