The presence of irregular heartbeat and/or possible atrial fibrillation is
determined by analyzing a measured pulse rate pattern or heart rate
pattern. The standard deviation and mean of time intervals each
corresponding to a respective heartbeat are determined and compared to a
threshold value. When quotient formed by dividing the standard deviation
by the mean has a value greater than or equal to the threshold value, the
shortest one of the time intervals and its succeeding time intervals are
determined, and the succeeding time interval is compared to the mean. If
the succeeding time interval is less than the mean, then the heartbeat is
irregular. Alternatively, if the succeeding time interval is greater than
the mean, the shortest time interval and its succeeding time interval are
eliminated from the sample values, a new mean and standard deviation are
determined, and the quotient of the new standard deviation divided by the
new mean are compared to the threshold value. When the quotient is greater
than the threshold value, the next shortest interval is determined, and
the absolute value of the difference between the next shortest interval
and the shortest interval is compared to an empirically determined value.
If the difference is greater than the empirically determined value, the
heartbeat is irregular. Alternatively, if the difference is greater than
the empirically determined value, then the next shortest interval and its
succeeding interval are redefined as the new shortest interval and is
succeeding interval. The steps are repeated until it is determined that
the heartbeat is regular or irregular.
De aanwezigheid van onregelmatige hartslag en/of mogelijke atrial fibrillatie wordt bepaald door een gemeten polsslagpatroon of het patroon van het harttarief te analyseren. De standaardafwijking en het gemiddelde van tijdintervallen worden elk die aan een respectieve hartslag beantwoordt en bepaald vergeleken bij een drempelwaarde. Wanneer het quotiënt dat door de standaardafwijking door het gemiddelde wordt gevormd te verdelen een waarde groter dan of gelijk aan de drempelwaarde heeft, worden kortste één van de tijdintervallen en zijn volgende tijdintervallen bepaald, en het volgende tijdinterval wordt vergeleken bij het gemiddelde. Als het volgende tijdinterval minder dan gemiddeld, dan is is de hartslag onregelmatig. Alternatief, als het volgende tijdinterval groter is dan het gemiddelde, worden het kortste tijdinterval en zijn volgend tijdinterval geëlimineerd van de steekproefwaarden, wordt een nieuwe gemiddelde en standaardafwijking bepaald, en het quotiënt van de nieuwe standaardafwijking die door het nieuwe gemiddelde wordt verdeeld wordt vergeleken bij de drempelwaarde. Wanneer het quotiënt groter is dan de drempelwaarde, wordt het volgende kortste interval bepaald, en de absolute waarde van het verschil tussen het volgende kortste interval en het kortste interval wordt vergeleken bij een empirisch bepaalde waarde. Als het verschil groter is dan de empirisch bepaalde waarde, is de hartslag onregelmatig. Alternatief, als het verschil groter is dan de empirisch bepaalde waarde, dan worden het volgende kortste interval en zijn volgend interval opnieuw gedefinieerd als nieuw kortste interval en slagen interval. De stappen worden herhaald tot men bepaalt dat de hartslag regelmatig of onregelmatig is.