A method for determining the remaining operating life of a fluorescent lamp
comprising cathodes, when the fluorescent lamp is a part of a fluorescent
lamp circuit, which in addition to the fluorescent lamp includes a
ballast, for example a capacitor and an inductance. In accordance with the
method the remaining operating life of the fluorescent lamp is deduced
from a phase difference of a voltage applied over a cathode in relation to
another current or voltage phase in the fluorescent lamp circuit.
Een methode om het resterende werkende leven te bepalen dat van een fluorescente lamp uit kathoden bestaat, wanneer de fluorescente lamp een deel van een fluorescente lampkring is, die naast de fluorescente lamp een ballast, bijvoorbeeld een condensator en een inductantie omvat. Overeenkomstig de methode wordt het resterende werkende leven van de fluorescente lamp afgeleid uit een faseverschil van een voltage dat over een kathode met betrekking tot een andere stroom of voltagefase in de fluorescente lampkring wordt toegepast.