The invention relates to a method of reducing emissions in the exhaust gases from an internal combustion engine that has at least one cylinder to which an air/fuel mixture is supplied when a crankshaft of the internal combustion engine is rotated, at least one inlet valve, at least one inlet duct connecting to the inlet valve, at least one exhaust valve, at least one exhaust duct connecting to the exhaust valve, control members for controlling the opening and closing of the inlet and exhaust valves, and a piston reciprocating between a top dead-center position and a bottom dead-center position in the cylinder. The method comprises the steps of supplying a lean air/fuel mixture to the cylinder, controlling the internal combustion engine so that it works at high load, and controlling the exhaust valve so that it opens when the piston is located in the bottom dead-center position. The exhaust valve is preferably controlled so that it closes after the induction stroke has started. According to one embodiment of the invention, the internal combustion engine is controlled so that the crankshaft rotates at an essentially constant speed within the range of about 1000 to about 2000 rpm.

De uitvinding heeft op een methode om emissies in de uitlaatgassen van een interne verbrandingsmotor betrekking te verminderen die minstens één cilinder heeft waaraan een lucht/brandstofmengsel wanneer een trapas van de interne verbrandingsmotor wordt geroteerd, minstens één inhamklep wordt geleverd, minstens één inhambuis die met de inhamklep, minstens één uitlaatklep, minstens één uitlaatbuis met de uitlaatklep verbinden, controleleden voor het controleren van het openen en het sluiten van de inham en uitlaatkleppen, en een zuiger verbindt die tussen een hoogste dood-centrumpositie en een positie van het bodem dood-centrum in de cilinder vergelden. De methode bestaat uit de stappen die van het leveren van een mager lucht/brandstofmengsel aan de cilinder, de interne verbrandingsmotor controleren zodat het bij hoge lading werkt, en de uitlaatklep controleren zodat het opent wanneer de zuiger in de positie van het bodem dood-centrum wordt gevestigd. De uitlaatklep wordt bij voorkeur gecontroleerd zodat het sluit nadat de inductieslag is begonnen. Volgens één belichaming van de uitvinding, wordt de interne verbrandingsmotor gecontroleerd zodat de trapas bij een hoofdzakelijk constante snelheid binnen de waaier van ongeveer 1000 aan ongeveer 2000 t/min roteert.

 
Web www.patentalert.com

< Rotary phase controller, and valve timing controller of internal combustion engine

< Engine valve characteristic controller

> Valve timing control system for internal combustion engine

> Variable valve mechanism of internal combustion engine

~ 00071