A probe such as an endoscope equipped with a biopsy needle is guided to a
target in or adjacent to the respiratory system. The position of the probe
is monitored and a representation of the probe is superposed on a
previously acquired image of the respiratory system and adjacent tissues.
Artifacts caused by motion due to respiration are suppressed by monitoring
the respiratory state of the patient and acquiring the probe position when
the respiratory state of the patient is equal to the respiratory state of
the patient during image capture.
Een sonde zoals een endoscoop die met een biopsienaald wordt uitgerust wordt geleid aan een doel in of naast het ademhalingssysteem. De positie van de sonde wordt gecontroleerd en een vertegenwoordiging van de sonde is boven elkaar geplaatst op een eerder verworven beeld van het ademhalingssysteem en de aangrenzende weefsels. De artefacten die door motie toe te schrijven aan ademhaling worden veroorzaakt worden onderdrukt door de ademhalingsstaat van de patiënt te controleren en verwervend de sondepositie wanneer de ademhalingsstaat van de patiënt aan de ademhalingsstaat van de patiënt tijdens beeld gelijk is vang.