A first computer sends a sequence of messages to a second computer using
remote write operations to directly store each message in a corresponding
memory location in the second computer. The second computer retains
information denoting the sequence numbers of the messages it receives and
processes, and it acknowledges each received message with an asynchronous
acknowledgment message. The first computer keeps track of which messages
it has sent but for which it has not yet received an acknowledgment.
Whenever the first computer determines that it has failed to receive a
message acknowledgment from the second computer in a timely fashion, or it
needs to reuse previously used message sequence numbers, the first
computer undertakes remedial actions to resynchronize the first and second
computers. The process begins by prompting the second computer to flush
and process all the messages in its receive FIFO, and then comparing
sequence number information recorded by the second computer with the
sequence numbers of the outstanding, unacknowledged messages sent by the
first computer. If the comparison indicates that any messages sent by the
first computer were not received and processed by the second computer,
those messages are re-transmitted. If necessary, during resynchronization
the first computer will activate a different communication interface than
the one previously used so as to establish a reliable connection to the
second computer. After a success resynchronization, normal "send only"
message operation resumes. At predefined times, the sequence number
information retained by the second computer is cleared.
Een eerste computer verzendt een opeenvolging van berichten naar het tweede computer ver gebruiken schrijft verrichtingen om elk bericht in een overeenkomstige geheugenplaats in de tweede computer direct op te slaan. De tweede computer behoudt informatie die de opeenvolgingsaantallen berichten aanduidt het ontvangt en verwerkt, en het erkent elk ontvangen bericht met een asynchroon erkenningsbericht. De eerste computer houdt spoor van welke berichten het heeft verzonden maar waarvoor het nog niet een erkenning heeft ontvangen. Wanneer de eerste computer bepaalt dat het er niet in is geslaagd om een berichterkenning van de tweede computer te ontvangen te zijner tijd, of het de eerder gebruikte aantallen van de berichtopeenvolging moet opnieuw gebruiken, onderneemt de eerste computer remediƫrende acties resynchronize de eerste en tweede computers. Het proces begint door de tweede computer ertoe aan te zetten om alle berichten in zijn te spoelen en te verwerken ontvangt FIFO, en dan het vergelijken van de informatie van het opeenvolgingsaantal die door de tweede computer wordt geregistreerd met de opeenvolgingsaantallen opmerkelijke, niet erkende berichten die door de eerste computer worden verzonden. Als de vergelijking erop wijst dat om het even welke berichten die door de eerste computer worden verzonden niet werden ontvangen en door de tweede computer werden verwerkt, worden die berichten opnieuw gebracht over. Indien nodig, tijdens resynchronization zal de eerste computer een verschillende communicatie interface dan eerder gebruikt om een betrouwbare verbinding aan de tweede computer te vestigen activeren. Na een normale succesresynchronization, "verzend slechts" berichtverrichting hervat. In vooraf bepaalde tijden, wordt de informatie van het opeenvolgingsaantal die door de tweede computer wordt behouden ontruimd.