A communication device (11) is provided with a microprocessor (15) and a
memory storage device (13). A battery (14) associated with the
communication device 11 is provided with memory 16. The memory storage
device and the memory contain values relevant to the manufacturing of each
device, respectively. The microprocessor reads the memory storage device
and the memory and makes a determination of whether the communication
device, the battery, and the combination thereof are intrinsically safe to
be used in a hazardous environment, and presents the results to a user.
Een communicatie apparaat (11) wordt voorzien van een microprocessor (15) en een geheugenopslaggelegenheid (13). Een batterij (14) verbonden aan communicatie apparaat 11 wordt voorzien van geheugen 16. De geheugenopslaggelegenheid en het geheugen bevatten waarden relevant voor de productie van elk apparaat, respectievelijk. De microprocessor leest de geheugenopslaggelegenheid en het geheugen en stelt een besluit van op of het communicatie apparaat, de batterij, en de combinatie daarvan intrinsiek veilig om in een gevaarlijk milieu zijn worden gebruikt, en stelt de resultaten aan een gebruiker voor.