A radio communications system includes a radio network control node coupled
to a base station for communicating with mobile stations over a radio
interface via the base station. The base station includes one or more
cells, each cell having plural cell resources. A resource indication
message sent from the base station to the radio network control node
includes a cell resource identifier and indicates a status of a particular
cell resource. The cell resource identifier is associated with a cell
identifier in the resource indication message to eliminate any ambiguity
at the radio network control node that might be created if the cell
resource identifiers are not unique outside the context of each cell.
Example implementations are described in a "service impacting" part of a
Resource Status Indication Message (RSIM) in a third generation, wideband
CDMA cellular radio communications system.
Een radioverbindingensysteem omvat een radioknoop van de netwerkcontrole die aan een basisstation voor het communiceren met mobiele stations over een radiointerface via het basisstation wordt gekoppeld. Het basisstation omvat één of meerdere cellen, elke cel die de middelen van de meervoudscel heeft. Een bericht van de middelaanwijzing dat van het basisstation naar de radioknoop van de netwerkcontrole wordt verzonden omvat een herkenningsteken van het celmiddel en wijst op een statuut van een bepaald celmiddel. Het herkenningsteken van het celmiddel wordt geassocieerd met een celherkenningsteken in het bericht van de middelaanwijzing om om het even welke ambiguïteit bij de radioknoop van de netwerkcontrole te elimineren die zou kunnen worden gecreeerd als de herkenningstekens van het celmiddel niet uniek buiten de context van elke cel zijn. De implementaties van het voorbeeld worden beschreven in een de "dienst beïnvloedend" deel van een Bericht van de Aanwijzing van de Status van het Middel (RSIM) in een derde generatie, wideband CDMA cellulair radioverbindingensysteem.
