An apparatus for associating tires with tire locations of a vehicle
includes two sensors, each sensor having an associated tire. Each sensor
transmits an associated sensor identification in response to receipt of an
interrogation signal. The interrogation signal is provided so that the two
sensors transmit at different rates. A controller is responsive to receipt
of transmitted identification signals for associating each sensor with a
tire location and thereby associating the tires with tire locations of the
vehicle.
Een apparaat voor het associëren banden met bandplaatsen van een voertuig omvat twee sensoren, elke sensor die een bijbehorende band heeft. Elke sensor brengt een bijbehorende sensoridentificatie in antwoord op ontvangstbewijs van een ondervragingssignaal over. Het ondervragingssignaal wordt verstrekt zodat de twee sensoren aan verschillende tarieven overbrengen. Een controlemechanisme is ontvankelijk voor ontvangstbewijs van overgebrachte identificatiesignalen voor het associëren van elke sensor met een bandplaats en daardoor het associëren van de banden met bandplaatsen van het voertuig.