A compressor has a housing and a cylinder block. The housing includes
suction and discharge chambers. The cylinder block is fixed to the housing
via a valve plate assembly. The valve plate assembly forms suction and
discharge ports and suction and discharge valves. A partition wall is
formed with the housing, and separates the suction chamber and the
discharge chamber. The housing includes a first surface, and the cylinder
block includes a second surface. At least one of the first and second
surfaces is concave in shape. The cylinder block is screwed to the housing
at the partition wall or a position closer to the central axis of the
housing than the partition wall by a bolt so that the first surface faces
the second surface.
Een compressor heeft een huisvesting en een cilinderblok. De huisvesting omvat zuiging en lossingskamers. Het cilinderblok wordt bevestigd aan de huisvesting via een assemblage van de klepplaat. De assemblage van de klepplaat vormt zuiging en lossingshavens en zuiging en lossingskleppen. Een verdelingsmuur wordt gevormd met de huisvesting, en scheidt de zuigingskamer en de lossingskamer. De huisvesting omvat een eerste oppervlakte, en het cilinderblok omvat een tweede oppervlakte. Minstens één van de eerste en tweede oppervlakten is concaaf in vorm. Het cilinderblok wordt geschroeft in de huisvesting bij de verdelingsmuur of een positie dichter aan de centrale as van de huisvesting dan de verdelingsmuur door een bout zodat de eerste oppervlakte de tweede oppervlakte onder ogen ziet.