It is assumed that W1 is the width for an end face of the lower magnetic shield thin film 4 which is exposed outward from the tape sliding surface 1a. It is also assumed that W2 corresponds to the sum of the width for an end face of the MR element 7 which is exposed outward from the tape sliding surface 1a and widths for end faces of a pair of ferromagnetic films 9 and 10 which are exposed outward therefrom. The width W1 is determined to be smaller than W2. When the MR head 1 is mounted on the head support plate 30 or the rotary drum 42, it is possible to use as a marker the lower magnetic shield thin film 4's end face exposed from the tape sliding surface.

Men veronderstelt dat W1 de breedte voor een eindgezicht van lagere magnetische schild dunne film 4 is die naar buiten van de band het glijden oppervlakte 1a wordt blootgesteld. Men veronderstelt ook dat W2 aan de som van de breedte voor een eindgezicht van M. element 7 beantwoordt dat naar buiten van de band het glijden oppervlakte 1a en breedten voor eindgezichten van een paar ferromagnetische films 9 en 10 wordt blootgesteld die naar buiten daarvan worden blootgesteld. De breedte W1 wordt bepaald om kleiner te zijn dan W2. Wanneer M. hoofd 1 op hoofdsteunplaat 30 of roterende trommel 42 wordt opgezet, is het mogelijk om als teller lagere magnetische schild dunne film 4 te gebruiken eindgezicht dat van de band het glijden oppervlakte wordt blootgesteld.