A four-wheel drive vehicle includes a coupling, which varies the
distribution ratio of torque to the front wheels and the rear wheels. The
distribution ratio of torque to the front wheels and the rear wheels is
determined by the engaging force of the coupling. An ECU sets first to
third determination threshold values for the opening degree of a throttle
valve of an engine in accordance with the detected vehicle speed. The ECU
determines whether the vehicle is in a steady driving state by comparing
the detected throttle opening degree with the set first to third
determination threshold values and controls the engaging force of the
coupling in accordance with the determination result. Thus, the steady
driving state of the vehicle is correctly determined.
Een vierwielige aandrijvingsvoertuig omvat een koppeling, die de distributieverhouding van torsie aan de voorwielen en de achterwielen variƫert. De distributieverhouding van torsie aan de voorwielen en de achterwielen wordt bepaald door de het in dienst nemen kracht van de koppeling. Een ECU plaatst eerst aan de derde waarden van de bepalingsdrempel voor de openingsgraad van een gaspedaalklep van een motor overeenkomstig de ontdekte voertuigsnelheid. ECU bepaalt of het voertuig in een regelmatige drijfstaat door de ontdekte gaspedaal openingsgraad met de reeks aan de derde waarden van de bepalingsdrempel eerst te vergelijken is en de het in dienst nemen kracht van de koppeling overeenkomstig het bepalingsresultaat controleert. Aldus, wordt de regelmatige drijfstaat van het voertuig correct bepaald.