A system and method for discriminating cardiac rhythms occurring in an
antegrade direction from cardiac rhythms occurring in a retrograde
direction. Atrial and ventricular contractions are sensed, from which
atrial and ventricular cycle lengths are determined. Ventricular
contractions are also analyzed to determine the occurrence of a
tachycardia episode that has a one-to-one association of atrial
contractions to ventricular contractions. During a tachycardia episode
having a one-to-one association of atrial contractions to ventricular
contractions, the atrial cycle lengths are paired with the ventricular
cycle lengths, where for each of the atrial cycle lengths the atrial cycle
length is paired with at least one ventricular cycle length started before
the first atrial contraction of each of the atrial cycle lengths and
paired with at least one ventricular cycle length started after the first
atrial contraction of each of the atrial cycle lengths. A retrograde
correlation coefficient is then determined for the atrial cycle lengths
paired with the ventricular cycle lengths started before the first atrial
contraction, and an antegrade correlation coefficient is determined for
the atrial cycle lengths paired with the ventricular cycle lengths started
after the first atrial contraction. The tachycardiac episode is then
classified based on a comparison of the antegrade correlation coefficient
and the retrograde correlation coefficient.
Een systeem en een methode voor onderscheidende hartritmen die in een antegrade richting van hartritmen voorkomen die in een achteruitgaande richting voorkomen. Atrial en ventriculaire samentrekkingen worden ontdekt, waarvan atrial en ventriculaire cycluslengten worden bepaald. De ventriculaire samentrekkingen worden ook geanalyseerd om het voorkomen van een hartkloppingenepisode te bepalen die een afzonderlijke vereniging van atrial samentrekkingen aan ventriculaire samentrekkingen heeft. Tijdens een hartkloppingenepisode die een afzonderlijke vereniging van atrial samentrekkingen heeft aan ventriculaire samentrekkingen, zijn de atrial cycluslengten in paren gerangschikt met de ventriculaire cycluslengten, waar voor elk van de atrial cycluslengten de atrial cycluslengte met minstens één ventriculaire cycluslengte die vóór de eerste atrial samentrekking van elk van de atrial cycluslengten is begonnen en die met minstens één ventriculaire cycluslengte in paren wordt gerangschikt die na de eerste atrial samentrekking van elk van de atrial cycluslengten in paren gerangschikt is is begonnen. Een achteruitgaande correlatiecoëfficiënt wordt dan voor de atrial cycluslengten bepaald die met de ventriculaire cycluslengten in paren worden gerangschikt die vóór de eerste atrial samentrekking zijn begonnen, en een antegrade correlatiecoëfficiënt wordt voor de atrial cycluslengten bepaald die met de ventriculaire cycluslengten in paren worden gerangschikt die na de eerste atrial samentrekking zijn begonnen. De tachycardiacepisode is dan geclassificeerd gebaseerd op een vergelijking van de antegrade correlatiecoëfficiënt en de achteruitgaande correlatiecoëfficiënt.